Text: Clouseau. De Belastingkontroleur.
Ik heb 't met yoga geprobeerd
M'n kanten te herwinnen
Een opruk tres te zelfs geweest
Om mij eens te bezinnen
Ik drink geen koffie meer, geen thee
Om niet nerveus te worden
(Ik drink) uit plastieke bekertjes
En de papieren borden
Zodat ik niet de neiging krijg
Te gooien en te smijten
Ik draag een handschoen dag en nacht
Om aan m'n nagels niet te bijten
En toch zie 'k m'n kontroleur
Dan ben ik niet te bedwingen
Dan scheld ik het schimpik op de man
Dan zeg ik van die hatelijke dingen
Ik scheld hem uit voor rotte vis
Voor zot en mikkioni
Als ik jou in het donker tegen kom
Dan sla ik op je tronie
Ik noem hem dief en moordenaar
Hardvochtig en bekrompen
En als een tafel daar niet stond
Ik zou hem slaan en stompen
Ik zeg hem dat ik ook iets weet
Van al z'n schuinse gangen
En dat ik weet waar hij zo vaak
Dus 's nachts hangt uit te hangen
En dat ik dingen van hem weet
Die ik eens ga voortvertellen
En dat hij voor een man als hij
Niet eens tot tien kan tellen
Maar wie daar 't meeste onder lijdt
Dat is niet hij maar ik, m'n vrinden
Want hoe ik het ook draai of keer
Hij weet me steeds te vinden
M'n kanten te herwinnen
Een opruk tres te zelfs geweest
Om mij eens te bezinnen
Ik drink geen koffie meer, geen thee
Om niet nerveus te worden
(Ik drink) uit plastieke bekertjes
En de papieren borden
Zodat ik niet de neiging krijg
Te gooien en te smijten
Ik draag een handschoen dag en nacht
Om aan m'n nagels niet te bijten
En toch zie 'k m'n kontroleur
Dan ben ik niet te bedwingen
Dan scheld ik het schimpik op de man
Dan zeg ik van die hatelijke dingen
Ik scheld hem uit voor rotte vis
Voor zot en mikkioni
Als ik jou in het donker tegen kom
Dan sla ik op je tronie
Ik noem hem dief en moordenaar
Hardvochtig en bekrompen
En als een tafel daar niet stond
Ik zou hem slaan en stompen
Ik zeg hem dat ik ook iets weet
Van al z'n schuinse gangen
En dat ik weet waar hij zo vaak
Dus 's nachts hangt uit te hangen
En dat ik dingen van hem weet
Die ik eens ga voortvertellen
En dat hij voor een man als hij
Niet eens tot tien kan tellen
Maar wie daar 't meeste onder lijdt
Dat is niet hij maar ik, m'n vrinden
Want hoe ik het ook draai of keer
Hij weet me steeds te vinden
Clouseau